Kogelstoten
Hier vind je de basisinformatie over kogelstoten.
Basisregels omtrent het kogelstoten:
- De atleet moet de kogel 1-handig stoten (stootbeweging, geen gooibeweging) vanaf de schouder.
- Vanuit de beginhouding moet de kogel contact hebben met de hals of kin (of heel dichtbij zijn).
- Er wordt gemeten vanaf de binnenkant van de stootband tot de dichtstbijzijnde afdruk.
- De poging is ongeldig wanneer:
- De atleet de bovenkant of de binnenrand van de bovenkant van de stootband of de bovenkant van de ijzeren ring raakt of eroverheen stapt
- De atleet voor de witte lijn uit de ring stapt
- De atleet niet het juiste gewicht heeft gebruikt
- De kogel op de rand van het stootgebied of ernaast land
- De atleet de ring verlaat voordat de kogel de grond heeft geraakt
Uitgebreidere regels omtrent het kogelstoten:
- Bij wedstrijden moet eigen materiaal worden gewogen door het bevoegde jurylid
- Er mag bij het stoten geen handschoenen worden gebruikt
- Er mogen geen hulpmiddelen worden gebruikt zoals tape over 2 vingers of gewicht op het lichaam
- Het is wel toegestaan om substantie te gebruiken op je handen, je nek en/ of het werpmateriaal.
De standaard techniek: Kogelstoten
Fasen: Uitgangspositie -– Aanglij – Overgang – Uitstoot
Resultaat van de stoot wordt beïnvloed door:
- Een optimale uitvoering van de inleidende beweging waardoor je in de gunstige uitganspositie komt.
- Een zo kort mogelijke overgangsfase tussen het aanglijden en de uitstoot
- Een explosieve uitstootbeweging waarin de hoofdversnelling plaatsvindt.
1 Uitgangspositie
- Rechtervoet tegen de rand van de cirkel en evenwijdig aan de stootrichting.
- Linkervoet naast de rechter en meer gericht richting de stootrichting
- De kogel ligt op de 3 middelste vingers, de duim en pink de ondersteunen de kogel aan de zijkant.
- De kogel wordt tegen zijkant van de hals/ kin gedrukt. Kom gevormd door hand, sleutelbeen en kin
- Rechterelleboog wijst naar rechts opzij, romp is rechtop. Schouderas loodrecht op werprichting.
2 Aanglijfase
- Vanuit de uitgangspositie wordt het bovenlichaam, naar voren gebracht
- Linkervoet wordt iets achter de rechtervoet geplaatst (1 voet), lichaamsgewicht is op rechterbeen
- Zwaaibeen inzet strekt actief (d.m.v. kniegewricht). Been vlak en krachtig richting de balk
- De linkervoet mag niet boven kniehoogte komen i.v.m. te sterk stijgen van LZP*.
- Strekbeweging van het rechterbeen is vlak en in de stootrichting over de hiel van de voet
- Romphouding blijft onveranderd. De romp wordt iets geheven door de acties van de benen.
- LZP* zo laag mogelijk houden tijdens de vluchtfase en deze fase zo snel mogelijk uitvoeren
3 Overgang
- Plaatsen van eerst het rechterbeen (bal van de voet) en meteen daarna het linkerbeen
- Behouden van de verwringen door actief ingedraaide rechterheup en behoud van de romphouding
- Gewicht op rechts houden en de romphouding niet wijzigen (achterhouden van de kogel)
4 Uitstoot
- Actieve strekking naar voren/omhoog vanuit het rechterbeen beginnend
- Indraaien van de rechtervoet in de stootrichting
- Vervolgens naar voren draaien van de rechterknie en rechterheup
- Fixeren van de linkerzijkant en verlaten van de kogel pas als de heupas loodrecht op de balk is
- Uitstoten met volledige strekking van lichaam en arm
- Trekbeweging van de linkerarm ondersteunt de stoot via de schouders bij loodrecht afbreken
Aanleren uitgangspositie standstoot:
- Breed baan staan met je linkervoet tegen de stootrand (werprichting zie je links)
- Beide voeten naar buiten draaien, linkervoet iets naar achteren en rechtervoet iets naar voren
- Voeten plat aan de grond houden, linkerbeen strekken en gewicht op rechts (buigen rechterbeen).
- Indraaien tot je kijkt in het tegenovergestelde van de werprichting en op je horloge kijken.
- Maak 1 lijn van de linkerhelft van je lichaam (geen bolle rug)
- Strek eerst je been, draai dan pas je heup in en strek daarna pas je arm (stoten van de kogel).
* LZP is lichaamszwaartepunt