Hoogspringen

Hier vind je de basisinformatie over hoogspringen.

 

 

Hoogspringen

B-

A-

D-

C-

 

 

pupil

pupil

junior

junior

1

De atleet weet met welk been hij afzet en kan hiermee afzetten

2

De atleet kan via schotse sprong de hoog springlat te passeren.

 ● 

3

De atleet kent de basisregels omtrent het hoogspringen

 ● 

4

De atleet kan vanuit een vijf pas aanloop de schotse sprong gebruiken

 

 ● 

5

De atleet kent de beginselen van de flop techniek

 

6

De atleet kent de regels omtrent het hoogspringen

 

 

7

De atleet zet iets voor zijn zwaartepunt af, waarbij

knie-inzet en armimpuls ondersteunen de afzet.

 

 

8

De atleet kan vanuit een vijf pas aanloop de flop techniek gebruiken

 

 

9

De atleet beheerst de flop-techniek

 

 

 

10 

De atleet kan een 7 pas maken en daarin 2 fases te onderscheiden:
1. de startfase (de eerste 4 passen in een rechte lijn)
2. de afzetfase (bocht, versnellen en afzet voorbereiding, pas 5 t/m 7 )

 

 

 ● 

11 

De atleet kan een 9 pas-pas maken en daarin 2 fases te onderscheiden:
1. de startfase (de eerste 5 passen in een rechte lijn)
2. de afzetfase (bocht, versnellen en afzet voorbereiding, pas 6 t/m 9 )

 

 

 

Basisregels omtrent het hoogspringen:

  • Iedere atleet heeft 3 pogingen per hoogte, bij halen van die hoogte door naar de volgende hoogte.
  • De lat mag worden aangeraakt en bewegen, maar niet vallen.
  • Een atleet moet met 1 voet afzetten

Uitgebreide regels omtrent het hoogspringen:

  • Een atleet mag de 2e en 3e poging proberen op een grotere hoogte, maar niet lager 
  • Startnummer mag op de borst of op de rug worden gedragen. Naar keuze van de atleet.
  • Als het duidelijk is dat de lat buiten toedoen van de atleet is gevallen (bijvoorbeeld door een windvlaag) direct na de spring, dan is die poging wel geldig.
  • Een poging wordt ongeldig verklaard als de atleet voor de latpassage de mat of de grond onder of voorbij de lat aanraakt.

hoo1_2.png

De standaard techniek: Hoogspringen

Fasen: Aanloop – Laatste 4 passen – Afzet – Vluchtfase - Landing

  • In training: keep it simple
  • Jeugd: schotse sprong is basis, flop: vanaf 1 meter 25 en hoger.

1 Aanloop

  • 9 of 11 passen – 5 of 7 rechtuit en 4 in de bocht.
  • Versnellen tot en met de afzet
  • Afhankelijk van de atleet staande start of voorpas
  • Heupen hoog, stuwende passen
  • Actieve armvoering, hoge knievoering
  • Actief naar voren lopen, sprintpas (snelheid maken)

2 Laatste 4 passen

  • Lichaam rechtop houden
  • Hogere bewegingsfrequentie
  • Grijpende en stuwende beweging
  • Buitenste been komt naar binnen en begint de bocht
  • Benen blijven kruisen tijdens de bocht, voorlangs
  • Bij laatste pas is het afzetbeen (bijna) volledig gestrekt
  • Lopen van een mooie bocht vanwege centrifugale kracht

3 Afzet

  • Grijpend/scharend plaatsen van de afzetvoet
  • De voet wijst naar de verre hoek van de mat (niet parallel plaatsen aan de mat)
  • Lichaam is in 1 lijn – van voet tot schouder
  • Diagonale inzet van het gebogen zwaaibeen via kortste weg
  • Strekking afzetvoet ondersteund zwaaibeen en armen
  • Afzet is verticaal gericht en de afzetvoet wijst naar de mat
  • Afzethoek van 60 tot 65 graden
  • Houd voldoende (veel) afstand van de mat

4 Vluchtfase

  • Behoud de afzetpositie zo lang mogelijk
  • Rotatie via de verticale as
  • Druk hoofd en schouders naar beneden achter de lat
  • Heup en kniebuiging tot aan de L-positie

5 Landing

  • L positie, rol verder of rol door

hoo2_2.png

De Rode Draad Overzicht